In de stemming komen voor kerst? De eerste adventskaars is ontstoken in onze kerkdienst op 29 november.
Terugluisteren
Luister hier de dienst terug met ds. Aart Mak uit Haarlem. De Bijbeltekst die centraal stond was Mattheus 6: 5-6 en 7: 7-8
En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan.
De dienst begint op 11 minuten en 10 seconden.
Teruglezen
Ook twee gedichten van Martinus Nijhoff stonden centraal in deze dienst.
het kind en ik
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.
En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.
De jongen
Hij zat in nachtgoed voor het raam en liet
Willoos het hoofd hangen op het kozijn –
Hij zag de landweg langs de heuvels zijn
Kronkels wegtrekken naar het blauw verschiet.
Hij dacht weer aan de oude vreemdeling
Die ’s middags in het herbergtuintje sliep –
Zij stoeiden om hem heen, en iemand riep
Hem wakker, en hij zat dwaas in hun kring.
Zijn verre blik zwierf langs hun ogen weg,
Hij zei: – (zijn baard was om de glimlach grijs)
‘Jongens, het leven is een vreemde reis,
Maar wellicht leert een mens wat onderweg.’
Toen was het of een deur hem open woei
En hij de verten van een landschap zag,
Hij zag zichzelf daar wand’len in een dag
Zwellend van zomer en van groene groei.
De weg buigt om en men keert nooit terug –
Hij kon zijn hart als voor ‘t eerst horen slaan,
Hij heeft zijn schoenen zacht weer aangedaan
En sloop door ’t tuinhek naar de kleine brug.