Skip to content
Caffè sospeso

Psalm 25, Matteüs 25:34-46 – Wassenaar 2e zondag 40 dagentijd, 25 februari 2024
Dienst Henriette van Dunné

Lieve mensen,

‘Mag ik twee koffie, alstublieft.’

Eentje is voor mij en het tweede kopje koffie is een ‘uitgestelde koffie’. Een honderd jaar oude Italiaanse gewoonte die zich in de afgelopen 5 jaar over de hele wereld verspreid heeft: de caffè sospeso, letterlijk een koffie in de wacht. Deze gewoonte ontstond in Napels, in een tijd van economische ontberingen. Iedereen die zich het kon veroorloven betaalde voor een extra kop koffie, zodat er een uitgestelde koffie was voor iemand die dit niet zelf kon betalen. Een koffie voor een volgend iemand die daar niet het geld zelf voor heeft. Hoe simpel kan het zijn? Juist in deze tijd, net dat beetje extra, kan veel mensen helpen die niet meer rond kunnen komen. Het idee is prachtig en het slaat nog niet erg aan in ons land. Het plezier van het kunnen geven, verliest het van de trots om een uitgestelde koffie te kunnen aannemen. Uitstel in Nederland blijkt heel vaak afstel. Mensen schamen zich om er gebruik van te maken, zijn bang dat anderen het zien of weten. En dan wordt de koffie koud …

Waarom zou je voor een onbekende ander zorgen? Omdat je het je kunt veroorloven? Uit sociale bewogenheid, of gemotiveerd vanuit je geloof, dat alle mensen meetellen? De eerste christelijke kerken kwamen bij elkaar om te vieren, de maaltijd te delen en te zorgen voor de medemens die het minder goed getroffen had. Ons woord ‘diaconie’ komt van het Griekse διακονια, dat letterlijk ‘dienen’ betekent. De diaconie is net zo oud als de kerk zelf en is nog altijd een belangrijk onderdeel van een geloofsgemeenschap. In de loop van de geschiedenis heeft de diaconie niet altijd een even goede naam gehad omdat de armenzorg vaak verviel tot betutteling en strenge morele eisen en weinig meer te maken had met naastenliefde.

Wat vergt het van ons om dienstbaar te zijn? In ieder geval is het van belang om de nood te leren (h)erkennen. In de gelijkenis van Matteüs spreekt een koning en hij beloont zijn onderdanen die mensen die honger hadden te eten hebben gegeven, of de vreemdelingen in hun midden hebben opgenomen, de naakten gekleed of de zieken verzorgd. Kortom, deze mensen hebben in hun leven de werken van barmhartigheid gedaan. De koning zorgt met zijn uitspraak voor verwarring omdat hij hen in eerste instantie op het verkeerde been zet. Hij spreekt erover alsof zijn onderdanen die werken aan hem, de koning, gedaan hebben en dat kan niemand zich herinneren … Ik was naakt en u hebt mij gekleed. Een naakte koning zou toch wel opgevallen zijn! De uitspraak van de koning roept daarom verwondering op bij zijn onderdanen. Verwondering omdat zij geprezen worden voor iets wat zij niet gedaan hebben of in ieder geval, gedaan hebben zonder dat zij zich er bewust van waren. Terwijl er ook mensen in gebreke gebleven zijn, zij hebben blijkbaar verkeerd gedaan omdat zij de nood van de ander niet gezien hebben.

Deze lezing is een gedeelte van een gelijkenis. Het lijkt te gaan over het laatste oordeel, net als de twee gelijkenissen die eraan voorafgaan. Die van de vijf dwaze en de vijf wijze meisjes en die van de talenten. Je zou ook kunnen zeggen dat het er bij alle drie de situaties om gaat hoe je handelt. ‘Ik had honger en jullie gaven mij te eten; ik had dorst en jullie gaven mij te drinken’. De mensen reageren verbaasd: ‘Maar wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, of als vreemdeling of naakt?’ Het antwoord van de koning is veelzeggend: ‘Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan’.

Het verrassende criterium of je een goed mens bent of niet, is datgene wat je, misschien wel onbewust, voor een medemens in nood hebt gedaan. Eigenlijk is dit niet zo verrassend, want in zijn hele evangelie predikt Mattheus dat het echte geloof pas blijkt uit je daden. De Doopsgezinden hebben dat tot hun lijfspreuk gemaakt, daden gaan woorden te boven. Dat alleen je daden tellen, is wel een weids begrip. Doet het er dan helemaal niet meer toe wat je gelooft? Natuurlijk is het een combinatie van geloofswoorden en -daden waar het in het evangelie over gaat. Alleen is Matteüs wat overgevoelig voor alle spitsvondige woordspelletjes van de priesters en farizeeërs, waarmee ze Jezus telkens lastigvallen. Mannen met hoog aanzien onder het volk vanwege hun geleerdheid, terwijl ze in hun doen en laten zich te weinig van de wet aantrekken. Een houding die van alle tijden is.

De vroege kerk gaat hierin mee met Matteüs en hecht naast het belijden van het geloof veel waarde aan de zogenaamde werken van barmhartigheid, de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de vreemdeling huisvesten, de naakten kleden, de zieken en de gevangen bezoeken en het begraven van overledenen. Daden van compassie zouden wij nu zeggen. Het vermogen om bewogen te worden door de pijn en het lijden van anderen. Dat is wat werkelijk van belang is voor het samenleven van mensen. Compassie is eerder een levenshouding dan een bewust “goed doen” omdat het moet. Anders is er het gevaar dat we kunnen doorschieten in ons enthousiasme of last hebben van een blinde vlek en de werkelijke nood niet eens opmerken.

Het gaat in dit bijbelgedeelte niet om een moralistisch lesje over wat je allemaal aan goede dingen zou moeten doen. Sommigen mensen worden daar juist enthousiast van: ik heb een to-do-lijstje, dus ik kan aan de slag. Anderen kunnen gebukt gaan onder al het lijden en de ellende om zich heen en er passief van worden. Wanneer heb je genoeg gedaan? Het is niet zo zwart-wit als het er lijkt te staan. De gelijkenis wil ons de ogen openen en ons er tegelijkertijd voor behoeden dat wij met een opgeheven vingertje gaan staan zwaaien. Zo van wij weten wat goed voor jullie is, laat ons maar helpen, zonder te vragen waar werkelijk behoefte aan is. Dat kan iets heel anders zijn dan wij denken. In de gelijkenis weten de mensen eigenlijk niet wat ze goed gedaan hebben. Ze deden maar wat … als ze geweten hadden dat het voor de koning zelf geweest was dan hadden ze extra hun best gedaan!

Zo is het met dat kopje caffè sospreso, je weet niet wie het zal opdrinken, wie zich gesterkt zal voelen door jouw gebaar. Zoals je ook niet weet hoe degene voor wie je opstaat in de tram, of naar wie je onwillekeurig glimlacht, net hierdoor wat moed kan opvatten.

Sommige mensen staan graag met de voeten vol in de klei, anderen houden het bij een donatie voor een goed doel. Daar heb ik geen enkel oordeel over, zelfs al zou iemand het doen om in een goed blaadje te komen uit angst voor het oordeel of om een plekje in de hemel te verdienen.

Is dit alles waar het in de gelijkenis om gaat? Of zit er nog een diepere laag onder? Een mens leeft niet van brood alleen … we hebben ook voedsel nodig voor de ziel.
Om te leven heb je het nodig om gezien te worden en gekend. Je kan je soms zo verloren voelen in de wereld, ongezien en ongehoord. Wat nu als niemand dat opvalt? Het gaat in de gelijkenis over ons leven en samenleven hier en nu. Het gaat over wat ertoe doet, en waar het eigenlijk op aan komt. Het gaat erover hoe ons geloof in Gods liefde zichtbaar kan worden in en door ons doen en laten heen.

Dat vraagt van ons is om niet alleen te geven en te dienen maar ook om te leren ontvangen. Om zowel letterlijk aan te nemen dat iemand een kop koffie voor je koopt of om toe te laten dat mensen zich zorgen om je maken en je verhaal willen horen, zonder meteen met een reactie of oplossing te komen. Daden gaan woorden te boven en daden hebben wel woorden nodig, ter aansporing of om je de ogen te openen. Jezus leefde midden tussen de behoeftigen, de onaanzienlijksten. Hij leerde ons dat God te vinden is in de gestalte van onze medemens, de ander, de vreemdeling. De ander doet zowel een beroep op onze barmhartigheid, op onze inzet voor gerechtigheid en als op onze wederkerigheid. Geven en gegeven worden. Zo kunnen wij voor elkaar bestaan en de wereld tot een betere plek maken.

Zou u wel eens gebruik willen maken van een symbolische caffè sospeso, een uitgestelde koffie? Onverwacht gezien of gehoord willen worden? Durven wij dan te geven zonder iets terug te verwachten en durven wij te ontvangen zonder iets terug te hoeven geven?

Grote vragen, waaraan wij herinnerd worden op deze zondag reminiscere, zondag gedenken.

Een zegen ben je

die vreugde deelt met wie je weg kruist,

die put uit overvloed en het weinige wegschenkt,

die zingt en speelt met kleur en klank

en luistert naar hartslag van de Levende in al wat leeft.

Amen

Back To Top
Zoeken