Lieve mensen,
‘Thuis is een plek waarnaar je wilt terugkeren. Je vindt er het vertrouwde terug, de tafel met de kranten en het fruit, het bed waarin je iedere nacht probeert te slapen.’ Zo begint de filosofe Joke van Leeuwen haar boek over heimwee en vertepijn. ‘Het is ook de ruimte waar herinneringen wonen. Ergens thuis zijn heeft niet alleen met ruimte te maken, ook met tijd.’
Heimwee is als verlangen naar een huis of een land dat je om wat voor reden ook hebt moeten verlaten. In Psalm 137, die ook wel de heimwee psalm wordt genoemd, klinkt dat verlangen, naar het land dat zij gedwongen hebben achtergelaten, er diep doorheen. Heimwee is meer dan een verlangen of een gevoel, je kan letterlijk ziek maken. Het kan je helemaal doen stilvallen en verlammen. Veel mensen zullen dit gevoel wel herkennen. Soms heb je er al van kleins af aan last van en soms komt het later op, doordat je huis of thuisland onbereikbaar geworden is. Mijn eerste heftige ervaring met heimwee was toen ik tijdens mijn studie voor vier maanden naar Java ging, het kwam op vanaf het moment dat ik uit het vliegruig stapte. In eerste instantie had ik niet eens door wat me overkwam. Ik had juist verwacht een gevoel van thuiskomen verwacht, thuis in het geboorteland van mijn oma en vader, waar ik al die verhalen over gehoord heb. Sindsdien overvalt heimwee me wel vaker, soms zelfs al voor ik op reis gegaan ben. Wat mij dan helpt is om een nieuwe plek vertrouwd te maken, door wat kleine dingen die ik van huis meegenomen heb, of door wat bloemen of blaadjes te verzamelen, een mooie veer die ik ergens opgeraapt heb. Het wordt dan iets meer van mij en minder vreemd.
Een groepje ballingen, Judeeërs, zit verslagen en lusteloos aan de rivier in Babylon, zij konden alleen nog huilen en nu hun stemmen zijn stilgevallen. Opeens krijgen zij van hun kwelgeesten de opdracht om een lied van thuis te zingen. Wanneer je verteerd wordt door heimwee valt er weinig te zingen, en al helemaal niet over je geboorteplek. Want daardoor wordt het contrast tussen hun herinnering aan waar ze vandaan komen en hun huidige situatie in den vreemde alleen maar versterkt. De liederen ‘van thuis’ zijn liederen van verlangen geworden en roepen heimwee op. Het verzoek om een lied over Sion te zingen, kwam niet personen die toevallig voorbijkwamen en die uit culturele interesse hun verzoek deden. Het verzoek kwam van de Babyloniërs die verantwoordelijk konden worden gehouden voor het lot van deze Judese ballingen. Toch gebeurt er iets wonderlijks, doordat zij gedwongen werden om wel te zingen, werd er tegelijk met de heimwee ook een besef wakker gemaakt: wij zijn er nog, wij hebben een stem. De ballingen zingen een nieuw lied over Sion en gaan hun situatie met nieuwe ogen bezien en krijgen hoop.
Kent u de discoversie van het lied dat zij zongen? Ik doel op By the rivers of Babylon, van Boney M. dat destijds maar liefst 9 weken op nummer 1 stond in de top 40 en de tekst zijn letterlijk de eerste vier verzen van de psalm. Ik heb even overwogen om het vanmorgen te laten horen. Boney M. hadden het lied niet zelf bedacht: de reggae versie werd voor het eerst in 1970 opgenomen in Jamaica, door de the Melodians, een Rastafari band. Zij vertaalden de psalm naar hun eigen slavernijverleden: Sion, waarnaar verlangd wordt, is in dit geval Afrika, de onderdrukker is Amerika en de rivieren van de Babel staan voor de Atlantische Oceaan. De aloude psalmwoorden kunnen nog steeds mensen raken en troosten. Er zit een beweging in van duisternis naar licht. Van gevangenschap en verlatenheid, naar een nieuw lied en daarmee een nieuwe toekomst. Mensen vinden de taal om zichzelf uit te drukken ‘in den vreemde’ en krijgen daarmee een eigen gezicht.
Van Babylon en Jamaica naar een strand ergens in Nederland. Ida Gerhardt, dicht over een kind, dat onder vreemden woont. Het kan er niet wennen en heimwee huist in zijn kleren en zijn haar. Vader is ergens anders, het kind kon niet mee. Zeker, het kind wordt goed verzorgd, en toch kan het niet wennen. Het kind voelt zich niet thuis en zondert zich af. Op een aangrijpende manier tekent Gerhardt hoe het is om heimwee te hebben. Dag en nacht, tot in zijn dromen, dringt de heimwee door. De buren, die het kind gadeslaan begrijpen het niet; zij fluisteren erover met elkaar. Je ergens thuis voelen is een zeer complex gevoel. Het heeft niet alleen met jezelf te maken, nog meer met je omgeving. Vooral hoe de mensen om je heen zich gedragen. Hebben ze genoeg aandacht voor mij, zonder te vervallen in bemoeizucht? Het kind blijft verlangen en wachten en denken: hij zal komen. Blijft van zijn vader dromen, op hem roepen in de nacht, wanneer de verlatenheid het scherpst voelbaar wordt. Dan opeens verandert in de laatste regel van het gedicht het onderwerp van het kind naar Ik. En vader krijgt een hoofdletter. De Vader van de overwal, is dat God?
Spreekt de dichter hier van heimwee naar God? Ida Gerhardt heeft samen met Marie van der Zeyde de psalmen vertaald en kende ze dus goed. Is het heimwee van het kind misschien verwant aan het heimwee van de ballingen uit psalm 137? Dan zou er ongemerkt een andere wending in het lot van het kind kunnen sluipen. Iets hoopvols. De ballingen worden gedwongen te zingen en daardoor komt het heimwee opzetten naar hun verlaten land en tegelijkertijd ook een besef van wie zij zijn, het zingen maakt dat zij ook weer wakker worden en bewust van hun omgeving. Zij zijn meer dan een groepje vluchtelingen zij maken deel uit van het volk van God.
Misschien dat het eenzame kind op het strand, door het gefluister van de buren, opschrikt en zich realiseert dat hij hun moet vertellen over zijn vader, op wie hij wacht. Zo kan hij zichzelf zichtbaar maken. Ik zou dat kind zo graag willen uitnodigen om een lied te zingen of om een verhaal te vertellen. Ik zou hem het liefste onder mijn hoede willen nemen, en zeggen dat het minder zal worden met die heimwee. Al zal het je ook steeds weer overvallen, op onverwachte momenten. Ooit kom je thuis, misschien in een anders huis dan vanwaar je vertrokken bent. Ooit zal je vader je op komen halen en dat gaan jullie samen verder reizen…
Het lied van de ballingen, het lied van Boney M, het lied van het kind op het strand, is een lied dat ons verteld dat ook wij ergens thuishoren. Dit lees ik terug bij Joke Hermsen, zij ziet heimwee niet alleen als een negatieve emotie, omdat het je ervan bewust maakt dat je ergens thuishoort, al ben je daar misschien niet op dit moment. Thuis is meer dan de ruimte waar onze herinneringen wonen. Thuis is de veilige plek waar je naar mag terugkeren zoals wij zijn, waar wij niet in twijfel worden getrokken. Thuis is dus niet altijd letterlijk het huis waar je woont. Thuis is niet zozeer daar waar je geboren bent, thuis is waar je zonder angst of schaamte kunt vertellen wie je bent of wat er gebeurd is.
Niet iedereen kent een veilig huis, en dan kan terugkeer naar huis je niet van je heimwee verlossen. Soms moet je een lange weg afleggen om je thuis te vinden, een plek in de tijd en de ruimte waar tot rust mag komen en je herinneringen kunnen helen. Tegelijkertijd hoort bij dit ‘thuiskomen bij onszelf’ het besef dat om tot rust te kunnen komen, we ons erbij neer moeten leggen dat er altijd wat te wensen over zal blijven. Een verlangen naar de verte, naar een andere horizon, onrustig makende vertepijn waar we volgende week met elkaar over na zullen denken.
Van tijd tot tijd zullen we moeten proberen taal te vinden om ons echte thuis te kunnen beschrijven. Want kan dat heel anders zijn dan we altijd dachten. Zoals het je als volwassene kan overkomen dat die grote tuin uit je jeugdherinneringen eigenlijk een postzegel blijkt te zijn. Dat maakt het noodzakelijk voor ons mensen, om het zo belangrijke begrip thuis voor onszelf te herzien en te herijken. Dat vergroot niet alleen onze blik en het schept nieuwe horizonten, waardoor het verlangen naar het oude weer aan zich aan ons op kan dringen. Daar leren we steeds beter mee om te gaan wanneer het nieuwe thuis beter bij ons past, gevuld met oude herinneringen, dierbare souvenirs en nieuw betekenissen. Sommige mensen zullen dit thuis met een Hoofdletter schrijven omdat het voor hen pas bereikbaar is aan het einde van hun leven, wanneer zij Thuiskomen bij God. Ik geloof dat ik, met mijn heimwee en mijn verlangen naar nieuwe verten ook thuis kan zijn in deze wereld en probeer daar woorden voor te vinden om met elkaar te delen. Zoals in het lied van Huub Oosterhuis dat wij straks met elkaar zullen zingen:
Wonen overal bijna thuis
aarde mijn hemel mijn vadershuis
stijgende sterren de lach van de maan
mensen die dromend een stem verstaan
mensen veel geluk.
Amen.