Eén van de oudste instituties van het christendom is het klooster. In de vroege kerk, en daarna zeker tot ca. 1500, waren kloosters overal te vinden in Europa, ook in Nederland, en velen traden tot een kloosterorde toe. We kunnen ons nu afvragen of ze nog bestaan. Zeker, ze bestaan nog, maar veel minder in aantal dan vóór 1500, en met veel minder kloosterlingen. Toch is de belangstelling voor kloosters niet verdwenen. Vele mensen – niet in het minst uit vrijzinnige kring – zoeken een klooster op om enige tijd tot rust te komen of om met zichzelf in het reine te komen, waarbij ze al dan niet deelnemen aan het kloosterritme van de monniken of monialen, dus de maaltijden, gebeden en lofzang.
Het klooster: oorsprong en aard
Wat is een klooster eigenlijk? Het Latijnse woord ‘claustrum’ betekent oorspronkelijk slot, of grendel, maar in de tijd van het Christendom is de verwijzing van het woord uitgebreid naar gebouw, en speciaal naar een klooster.
In de vroege kerk, rond de tweede eeuw, trokken meer en meer gelovigen de woestijn in om zich geheel en al op God te richten, om op te stijgen naar God in ascese. Zij wilden loskomen van de materiële wereld en haar verleidingen. Deze woestijnvaders en woestijnmoeders vinden we vooral in Egypte; de bekendste is Antonius. Deze kluizenaars baseerden zich op teksten in de Bijbel, waarvan zij vonden dat Christus hen opriep tot het bestaan als monnik, dus tot ’alleenganger’ (het Griekse ‘monos’ betekent: alleen). Bij voorbeeld Lukas5: 11:
(…) en zij trokken schepen op het land en lieten alles achter en volgden Christus.
En Handelingen 4: 34:
(Over de gemeente) Want er was er niet één behoeftig onder hen; want allen die eigenaars waren van stukken grond of van huizen verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten van de apostelen.
Zoals dat gaat in instituties en organisaties, verwaterden de oude idealen van tijd tot tijd. Met name de kerkvader Augustinus (354-430) zag dat en greep in. Hij verordonneerde dat de monniken in een huis verbleven. Zo werden de alleengangers verenigd met anderen. Zij moesten zich bezighouden, niet alleen met bidden en zingen (waarvoor zij dan betaald hoopten te worden), maar ook met fysieke werken de kost te verdienen. Armoede, gehoorzaamheid en kuisheid waren centrale begrippen. Rond 500 stelde Benedictus van Nursia (480-547) een nieuwe Regel voor kloosterlingen op. Deze werd eeuwenlang de norm voor velen. Deze regel was de grondslag van de orde van de Benedictijnen (de afkorting achter de kloosternaam is: O.S.B.). Orde, gehoorzaamheid aan de abt en onderlinge correctie waren voor Benedictus belangrijk.
Rond 1200 ontstonden er nieuwe belangrijke orden, namelijk die van de Dominicanen of Predikheren (O.P.) en van de Franciscanen of Minderbroeders (O.F.M.). In de 15e eeuw ontstond de orde der Jezuïeten (S.J.). Deze zijn de vier traditionele kloosterordes.
In de loop der eeuwen ontstonden ontelbaar vele varianten en afsplitsingen, meestal nadat een aantal monniken verloedering van de traditionele waarden constateerden. In de Middeleeuwen, en ook daarna, blijft ascese, opstijgen naar God, het centrale punt van de ordes. Daarnaast hield men zich met andere zaken bezig, bij voorbeeld met het kopiëren van boeken of land- en tuinbouw.
Kloosterlingen leven volgens regels. De bekendste en meest gebruikte Regel is, zoals gezegd, die van Benedictus. Hij had een gruwelijke hekel aan rondtrekkende monniken, zeker aan hen die zich liederlijk gedroegen. Uit het Woord vooraf van de Regel:
Luister, zoons, naar de voorschriften van de Meester, en neig het oor van uw hart, en vat de vermaningen van uw Vader met graagte op en voer deze metterdaad uit. U moet naar God door het werk van de gehoorzaamheid terugkeren. U was van God afgeweken door de traagheid van de ongehoorzaamheid. Tot u richten zich dus mijn woorden, dus tot ieder die ook maar afgeweken is door zijn eigen wil, maar die zal strijden voor de heer Christus, de ware Koning en dan de sterkste en schitterendste wapens van de gehoorzaamheid zal opnemen.
Op de eerste plaats moet u bij wat u ook aan goeds onderneemt met het meest vurige gebed smeken dat dat door Hem voltooid wordt.
De monnik moet gehoorzaam zijn, aan God, maar ook aan de abt. Hij moet vragen of God alles voltooit wat de monnik aan goeds onderneemt. Op die manier strijdt hij in het leger van Christus. Het beeld van het christendom als overwinnend leger is traditioneel in de geschiedenis van de kerk.
Het klooster van de Congregatie van de Broeders van St. Jean in Den Haag
Kloosters zijn, heden ten dage, er niet alleen op het platteland of in de woestijn, maar ook in de stad. Zo is er een klooster in Den Haag, in de Oude Molstraat 35, dus het hartje van de stad. Dit rooms-katholieke klooster wordt bemand door de congregatie van de Broeders van St. Jean (inderdaad, gespeld in het Frans, de groep heeft zijn oorsprong in Frans Zwitserland). Deze congregatie is, zoals zij het formuleren gericht op een zoektocht naar de waarheid, aanbidding en broederlijk gemeenschapsleven. Er verblijven in het klooster een kleine vijf monniken, gekleed in lichtgrijze habijten met een schapulier en rozenkrans, lichtbruine pijen. Achter de gevel gaat een groot gebouw schuil, met ruimte en kamers voor gasten. Deze gasten kunnen tijdelijk zijn om tot rust en bezinning te komen, maar ook voor langere duur. Dan fungeert het klooster als een woon- en studieomgeving voor christelijke studenten van Leiden en Den Haag, voor wie ik kort geleden een lezing over Augustinus mocht houden, georganiseerd door broeder Mattheüs. Tevens is er in het pand een winkel, met daarin allerlei kloosterartikelen.
Zie de site www.willibrordushuis.nl
Litteratuur:
- Aurelius Augustinus, Het werk van monniken. Vertaald door Laurens Baas en Vincent Hunink, ingeleid door Paul van Geest. Zoetermeer (Meinema), 2002.
- Pieter van der Horst, De Woestijnvaders. Levensverhalen van kluizenaars uit het vroege Christendom. Amsterdam (Prometheus), 1998.
- C.H. Lawrence, Medieval Monasticism. Abingdon (Routledge), 2015 (4e dr.).
- David Knowles, Toewijding en dienst. Geschiedenis van het monnikenleven. Amsterdam (De Haan/ Meulenhof), geen jaartal; de oorspronkelijke Engelse versie is van 1968.
Vrijplaatsen zijn columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft. Prof.dr. Bert Bos is emeritus-hoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart.
Literatuur
Ch. Grawe, ‘Mensch. Einleitung’, in Historisches Wörterbuch der Philosophie , deel 5. hrsg,. von J. Ritter und K. Gründer. Darmstadt (Wissenschaftliche Buchgesellschaft) 1980, col. 1059-1060.
Jos de Mul, Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0. Rotterdam (Lemniscaat), 2014.
The Gnostic Scriptures. Ancient wisdom for the new age. A new translation with annotations and introductions, by Bentley Layton, Doubleday (New York) 1987 (zeer nuttige verzameling teksten).