Maria looft de Heer (het Magnificat): de uitleg van Thomas van Aquino.
Kort geleden bezocht ik, samen met een vriend, een vespers, gevolgd door een mis, in de schitterende kapel van het klooster van St Jean in de Oude Molstraat in Den Haag. Een kapel in een uitgaansbuurt van Den Haag: hoe kan het onderscheid werelds tegenover geestelijk duidelijker zijn? In het klooster wonen vijf monniken, de broeders van St Jean. (één daarvan had ik eerder leren kennen). Wij bezochten het klooster omdat de broeders de jaardag van Johannes de Evangelist vierden. Deze Johannes zien zij als de auteur van het vierde evangelie, dat van Johannes.
Een vespers, of avondwijding, kent vele onderdelen, maar de belangrijkste ervan is naar mijn mening het Magnificat van Maria, de lofzang van Maria. Maria prijst (‘magnificat’) God hoog omdat dat God zich heeft verwaardigd haar uit te kiezen voor de geboorte van Christus, en dat onder alle vrouwen.
Nu eerst de tekst (Lucas 1: 46-55, vertaling van mij):
Mijn ziel prijst hoog de Heer,
en mijn geest juichte om God, mijn redder,
omdat hij heeft neergezien naar de nederigheid van zijn slavin.
Want zie, vanaf heden prijzen alle geslachten mij,
omdat de machtige aan mij grote dingen heeft gedaan.
Heilig is zijn naam en zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht onder hen die hem vrezen.
Hij heeft kracht in zijn arm gemaakt
en heeft de harten van wie trots waren in hun geest, uiteen geslagen.
Hij heeft de heersers van hun troon gestoten en heeft de geringen verhoogd.
De hongerigen heeft hij vervuld van goederen
en de rijken heeft hij leeg van zich weg gezonden.
Zijn dienaar Israel heeft hij zich aangetrokken
door aan zijn barmhartigheid te denken
voor Abraham en zijn geslacht tot in eeuwigheid
zoals hij tot onze vaderen heeft gezegd.
In de rooms-katholieke traditie staat Maria in grote eer. In de handboeken en documenten van de rooms-katholieke kerk wordt zij vaak genoemd. Vaak bespreekt men Maria’s vrijheid van de erfzonde, haar onbevlekte ontvangenis en haar ter hemelopneming. (De laatste twee opvattingen zijn dogma’s van de rooms katholieke kerk in 1854, resp. 1952). Vele kerken en kathedralen zijn naar Onze Lieve Vrouwe genoemd, niet in het minst de Notre Dame in Parijs.
De reformatorische traditie heeft moeite met Maria. Men weet dat zij een rol speelt in de Bijbel, maar men verzet zich bovenal tegen de idee dat Maria een concurrent zou zijn van Christus in het verlossingswerk van de mens. De Reformatie vindt dat de rooms katholieke leer dat stelt —deze kritiek is ten onrechte, zoals ik nog zal toelichten. Ook verzet de Reformatie zich tegen de idee dat Maria het symbool is van de kerk, dus dat de kerk totaal en haar gehele structuur de unieke plaats is waar Christus zich bevindt. De reformatie leert het algemeen priesterschap der gelovigen. Maar ook deze kritiek van de Reformatie is niet terecht.
Inderdaad besteedt de katholieke traditie, die vooral in de middeleeuwen gevormd is, veel aandacht aan Maria. Men dacht na over de diepere bedoeling van de hierboven gegeven tekst van de Bijbel, en in het bijzonder aan de hoedanigheid, de status, die Maria inneemt. Op welke manier was zij moeder van God? Was zij voortbrengster van een God, of misschien van een bijziender mens? In de vroege kerk leverde dat grote conflicten op.
Na de geboorte van Christus is het christelijk geloof snel verrationaliseerd, of: verfilosofeerd; het geloof werd gezien als een vervolmaking van het natuurlijk verstand. Het werd opgevat als een soort kennis, een hoge kennis, maar in beginsel sporend met de natuurlijke kennis. De menselijke natuur en dus ook zijn verstand is voorbestemd om Christen te worden. In het christendom lag de ware wijsheid. Het Christendom is de ware filosofie. De oudste afbeeldingen van Christus tonen hem in een filosofenmantel.
Volgens de middeleeuwse christelijke leer heeft God hemel en aarde geschapen. in die zin dat de geschapen werkelijkheid buiten God staat; God is daarboven verheven. God echter bekommert zich om de mens, en wil de mens tot geluk brengen, dat wil zeggen, tot een hemels geluk. De mens kan dit niet zelf met zijn eigen verstand en met zijn eigen daden, ook al doet hij zijn best met redeneren en denken, en verricht hij vele deugdzame handelingen. Uiteindelijk gaat het om de genade, de gaven, waarmee God de natuurlijk deugden van de mens vervolmaakt door het verlenen van geloof, hoop en liefde. Dit zijn de theologische, of theologale, deugden, die God verleent.
De grootste genadegave van God is dat Hij zijn Zoon gezonden heeft: Jezus Christus. Deze is geboren, gestorven en opgestaan. Christus is geboren uit een maagd, Maria. Deze was gezegend onder de vrouwen. Op deze wijze is Maria fundamenteel belangrijk.
Hoe werd deze gebeurtenis traditioneel in de middeleeuwen uitgelegd? Met Maria werd de meest ideale wijze aangegeven waarop de mens de ware wijsheid ontvangt. De mens moet namelijk volledig vrij zijn van de smetten van de wereld, volledig passief zijn, volledig open staan voor die wijsheid. Hij moet volledig buiten de zogenoemde normale wereld staan, hij moet er vanaf gescheiden zijn
De wijsheid van God is niet van deze wereld. God staat daarboven. Dat relativeert radicaal de waarheden en gewoontes van déze wereld. Maar het houdt de mens ook optimistisch. De tekst ‘En God zag dat het goed was’ uit Genesis I is in de middeleeuwen een leidraad. Onder Gods leiding moet de mens de weg naar echt geluk met het verstand afleggen: dat kan, omdat hij beeld en gelijkenis met God is en dat geeft hoop. In de leegte van Maria ontstaat de ware wijsheid, die de wereldse wijsheid en wetenschap vervolmaakt.
Volgens de traditionele katholieke leer heeft Maria onder de gelovigen een unieke plaats. In de middeleeuwse theologie, in ieder geval niet in de doctor ecclesiae, de leraar van de kerk, Thomas van Aquino (1225-1274/5) vinden we geen identificatie van Maria met de kerk. Maria is een unieke figuur, staat buiten de erfzonde (overigens een lastig punt in middeleeuwse interpretaties); haar vrijheid van zonde ontvangt zij van haar Zoon, Christus. Hij is de énige verlosser.
Het is ongetwijfeld waar dat in latere eeuwen Maria en de kerk sterker aan elkaar gekoppeld worden. Echter ook in de recente encyclieken, b.v. die van Vaticanum II, waarin Lumen gentium (‘Licht der volkeren’) is opgenomen, een tekst die over Maria gaat, wordt nooit een identificatie tussen Mara en de kerk gesteld, anders dan vele protestanten beweren.
Een kort stukje tekst (vertaling van mij) uit Thomas van Aquino, de doctor ecclesiae, de leraar van de rooms-katholieke kerk:
Welnu, Christus is het beginsel van genade, aan de ene kant volgens zijn goddelijkheid, op gezaghebbende wijze, aan de andere kant volgens zijn menselijkheid, op instrumentele wijze. Immers, er staat in Iohannes I [vs. 17] ‘Genade en waarheid is door Jezus Christus geworden’. Welnu, de gelukzalige Maagd Maria is het dichtst bij Christus volgens de menselijkheid, omdat Hij uit haar de menselijke natuur heeft aangenomen. Daarom moest zij boven anderen van Christus de volheid van de genade verkrijgen.
Aan de laatste zin voegt de traditie graag toe: ‘maar niet van alle genade’. Die is immers alleen voor alleen v oor Christus.
De grote reformator Maarten Luther heeft het Magnificat ook bestudeerd en uitgelegd. Hij interpreteert de lofzang anders. Ik zal hier graag in een volgende Vrijplaats op ingaan.
Conclusie: Maria als symbool voor de mens die zich buiten de zogenaamde normale werkelijkheid en de zogenaamde normale kennis plaatst, en daardoor open staat voor de ware wijsheid. Hoe die afgescheidenheid wordt ervaren, rationeel of emotioneel, verschilt in de geschiedenis van de theologie. Thomas van Aquino, de leraar van de rooms-katholieke kerk, ziet de leegheid als bron voor de ware wijsheid, die de wereldse wijsheid vervolmaakt. De reformator Luther ziet de leegte als een ervaringszaak, die los staat van het verstand, de ervaring van Gods macht.
Wanneer men op deze wijze de christelijke leer systematiseert, levert dat vruchtbare openingen op naar de moderne tijd. Hoe dat precies zit, zal op een ander moment besproken moeten worden.
Vrijplaatsen zijn columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft. Prof.dr. Bert Bos is emeritus-hoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart.
Literatuur
Ch. Grawe, ‘Mensch. Einleitung’, in Historisches Wörterbuch der Philosophie , deel 5. hrsg,. von J. Ritter und K. Gründer. Darmstadt (Wissenschaftliche Buchgesellschaft) 1980, col. 1059-1060.
Jos de Mul, Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0. Rotterdam (Lemniscaat), 2014.
The Gnostic Scriptures. Ancient wisdom for the new age. A new translation with annotations and introductions, by Bentley Layton, Doubleday (New York) 1987 (zeer nuttige verzameling teksten).