Skip to content
Vrijplaats- Existentiële onzekerheid of essentiële geborgenheid: Jean-Paul Sartre of Thomas van Aquino

Hoe ziet de mens van de 20ste-begin 21ste eeuw zich zelf? Hoe beoordeelt hij zijn plaats op aarde, kan hij iets kennen en zo ja, hoe? Hoe moet hij handelen? De mens van deze tijd staat waar hij staat, vindt hij. Hij is toevallig ergens geboren, hij weet eigenlijk niets zeker, hij leeft met waarschijnlijkheden; hij heeft geen vaste normen en waarden. Kennis, normen en waarden zijn allemaal relatief. In deze Vrijplaats geef ik een vergelijking tussen het mensbeeld van de 20ste eeuwer Jean-Paul Sartre en de 14de eeuwer Thomas van Aquino. Is de mens geworpen en verloren in de werkelijkheid, of leeft hij begeleid door God?

Jean-Paul Sartre (1905-1980)

Jean-Paul Sartre heeft het in zijn filosofie over de mens van zijn tijd. Hij wil een humanistische filosofie geven. Volgens Sartre hadden de wijsgeren vóór hem het eeuwenlang over zekere wezens of essenties van de dingen, en van normen en waarden. Pas Edmund Husserl (1859-1938) wees volgens Sartre dat niet de essentie het fundamentele beginpunt van menselijk doen en laten was, maar de existentie.

In het spoor van Husserl denkt Sartre verder. Hij interpreteert de existentie als bewustzijn. In de eerste plaats is de mens geconfronteerd met dingen buiten zichzelf. Allereerst is er de ontmoeting van dingen en het bewustzijn. De werkelijkheid is ons gegeven als iets wat aan ons voorkomt. Als wij over de werkelijkheid spreken hebben wij het altijd over de door óns gekende werkelijkheid, volgens de door óns ervaren samenhang van de dingen. Existentie, geïnterpreteerd als het primaire bewustzijn, gaat dus, zegt Sartre, vóóraf aan essentie.

De mens leeft dus vanuit de subjectiviteit. Er is geen objectieve werkelijkheid waardoor de mens objectief geïnformeerd wordt en die de mens, door ervoor open te staan, kan kennen en definiëren. Er is slechts subjectiviteit. Hierop hadden andere filosofen onmiddellijk kritiek. Sartre tracht deze kritiek te weerleggen en zegt dat ‘iedere poging om enige waarheid te verkrijgen via de ander loopt’. Overtuigend is dit volgens mij niet.

Een citaat uit Existentialisme is een humanisme’:

De mens is in de eerste plaats een project dat zichzelf subjectief beleeft, en niet een schimmel, rottigheid of bloemkool; er is niets dat aan dat project voorafgaat, er valt niets aan de hemel af te lezen; de mens is in de eerste plaats zoals hij zichzelf projecteert. Niet wat hij wil zijn. Want wat wij gewoonlijk onder ‘willen’ verstaan is een bewuste beslissing, die voor de meesten onder ons pas komt na datgene wat zij van zichzelf gemaakt hebben. Ik kan lid worden van een partij, een boek willen schrijven, willen trouwen, maar al die dingen zijn slechts een uiting van een oorspronkelijkere spontanere keuze dan wat wij ‘wil’ noemen Als existentie echter werkelijk aan essentie vooraf gaat, is de mens verantwoordelijk voor wat hij is.

Het eerste dus wat existentialisme doet is ieder mens in het bezit te stellen van wat hij is en op hem de totale verantwoordelijkheid van zijn bestaan te laten rusten. Wanneer wij zeggen dat de mens voor zichzelf verantwoordelijk is, bedoelen wij niet dat de mens alleen voor zijn individualiteit verantwoordelijk is, maar dat hij verantwoordelijk is voor alle mensen.

Sartre’s filosofie gaat over de mens van zijn tijd, dus van de 20ste eeuw. In zijn interpretatie is existentialisme het humanisme. Het is niet eenvoudig zijn filosofie onder woorden te brengen. Feitelijke beschrijvingen en psychologische observaties lopen door elkaar. Dat hij de mens zag als opgesloten in een cocon, en dat hij dus geen ethische of politieke filosofie kon ontwikkelen, is een onbevredigend fundament van zijn denken.

Thomas van Aquino (1225-1274/5)

Hoe anders is dat in de christelijke traditie van de eerste 15 eeuwen. In de vroege kerk en de middeleeuwen wist men zich verzekerd van het bestaan van God, van de leiding van God, die die hemel en aarde geschapen had en ‘zag dat het goed was’ (Genesis 1:17). De filosofen en theologen (er is in die tijd geen principieel verschil) sloten in hun wetenschappelijke conclusies bij deze orde van God aan.

Anders dan Sartre dacht, gaat bij de klassieke christelijke denkers de existentie vooraf aan de essentie. Maar in welke zin? Het duidelijkst is dé leraar van de kerk: Thomas van Aquino. Onder ‘existentie’ verstaat hij in de eerste plaats het ware zijn, en dat is precies de definitie van God. Hij legt in die zin Plato en Aristoteles uit. Niet alleen het natuurlijk denken steunt hem in die opvatting, maar ook de Bijbel: In Exodus 3: 14 geeft God aan Mozes zijn naam: ‘ik ben die is’(Latijn: ‘Sum qui sum’), dus, zegt Thomas, is God het ware zijn.

God schept hemel en aarde. In zijn scheppen (van de wereld in het geheel of bij de geboorte van elk mens) verleent God existentie. Hij doet dit door een nieuw geval van een soort (bij voorbeeld van de soort mens) een wezen te geven, de mensheid. Het nieuwe wezen heeft dan, hoe beperkt ook, een deel van God, de verlener van existentie. De mens is dan ook, staat in Genesis, naar Gods beeld en gelijkenis geschapen.

Gegeven die existentie heeft de nieuw geboren mens op die manier een essentie. Zijn wezen is ten diepste rationaliteit. Naast zintuiglijke en vegetatieve vermogens bezit hij verstand: dat is het leidende deel van zijn ziel. De mens moet zijn wezen vervolmaken, dus zo verstandig mogelijk zijn.

Hij heeft ook een richtsnoer: de eeuwige normen en waarden, die in de natuur liggen en uiteindelijk in God bestaan, dat wil zeggen: in Gods geest. Met behulp van leraren (ouders, onderwijzers, priesters) kan hij op het spoor komen van het wezen der dingen, en kan hij normen en waarden leren. Het bestaan van een buitenwereld is een gegeven. Deze buitenwereld heeft bepaalde eigenschappen (een substantie, bijkomende eigenschappen zoals kleur, grootte), en die zijn alle in hun wezen objectief kenbaar volgens Thomas.

De mens is betrokken op heel de schepping, via gezin, kerk, staat. Maar die betrokkenheid is niet in de zin van Sartre, maar via God die heel de schepping heeft gemaakt, geordend, en leidt. Thomas kiest voor een gestuurde staat, liefst monarchaal, anders is er geen eenheid. Maar die eenheden moeten in dienst van God en zijn woord staan.

Een citaat uit de Summa contra Gentiles (‘Handboek tegen de heidenen’) I, 26, een vroeg werk van Thomas:

Dat God niet het formele zijn van alle dingen is.

Op grond hiervan wordt de dwaling van sommigen weerlegd die hebben gezegd dat God niets anders is dan het formele zijn van ieder ding. Want dit zijn wordt verdeeld in het zijn van substantie en het zijn van accident. Welnu, het goddelijk zijn is noch het zijn van substantie, noch het zijn van accident, zoals bewezen is [in hoofdstuk 25]. Het is dus onmogelijk dat God dat zijn is waardoor ieder ding formeel is.

Thomas leefde in de 13e eeuw, wij in de 21ste eeuw. Wij kunnen niet terug naar Thomas. Wij kunnen wel ideeën opnemen van Thomas en die opnieuw interpreteren, en dat levert vaak veel op.

De filosofie van Thomas behoort tot een andere tijd. Omdat hij aansloot bij wetenschappelijke zekerheid en zekere natuurwetten kon hij een consistente theologie formuleren die aansloot bij de wetenschap van die tijd en die eeuwig kon worden nagevolgd. Dat zie ik bij Sartre’s existentialistische filosofie niet gebeuren. Sartre lijkt te zijn vergeten, zoals Groot en Kwaad, kenners van de Franse filosofische traditie, opmerken. Foucault (structuralisme), Derrida en Ricoeur hebben hem ingehaald.

Geworpen of begeleid: eeuwen van verschil!

Vrijplaatsen zijn columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft.  Prof.dr. Bert Bos is emeritus-hoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart.

Meer lezen? 

  • G.C. Kwaad, ‘Jean-Paul Sartre of het einde van de Cartesiaanse traditie’, in Hedendaagse Franse filosofen, red. P.L. Assoun, Assen/Maastricht (Van Gorcum) 1987, pp. 31-49.
  • Ger Groot, ‘Jean-Paul Sartre ’in Filosofen van deze tijd, samengesteld door Maarten Doorman en Heleen Pot. Amsterdam (Bert Bakker), 2002, pp. 92-107.
  • Jean-Paul Sartre, ‘Existentialisme is humanisme’, in De Uitgelezen Sartre, red. R. Welten. Tielt/Amsterdam (Lannoo/Boom) 2000.
Back To Top
Zoeken