Skip to content
Vrijplaats 48, De verheerlijking van Jezus

De verheerlijking van Jezus

De meest verheven passage in de Bijbel, althans in het Nieuwe Testament, is die over de verheerlijking van Jezus op de berg de Tabor. Het verhaal komt drie maal voor in de Bijbel, nl. in de synoptische evangeliën Marcus 9: 2-13, Mattheüs 17: 1-8 en Lucas 9: 28-36De tekst van Marcus lijkt de oudste. Elders in het Nieuwe Testament wordt naar de verheerlijking op de berg gerefereerd: 2 Kor. 3: 18 en Romeinen 12:2. Vaak wordt deze tekst aangeduid met de term ‘transfiguratie’ maar dat is een minder geslaagde vertaling, omdat Christus geen andere figuur aanneemt, maar dezelfde figuur houdt in schitterende, verheven en vergoddelijkte vorm. De drie versies van de verheerlijking verschillen qua inhoud in hoofdlijnen niet van elkaar.

De tekst is belangrijk omdat hier het unieke wezen van Christus wordt duidelijk gemaakt aan de discipelen, en dus aan alle gelovigen. De verheerlijking komt vlak vóór de kruisdood van Christus, en wij moeten de tekst ook in dat perspectief lezen.

Ook de reactie van drie belangrijke discipelen, die Jezus vergezellen de berg op, namelijk Petrus Johannes en Jacobus, wordt geschetst. Jezus verschijnt in de verheerlijking tezamen met Mozes en Elia, en daarmee wordt ook de positie van het Oude Testament duidelijk: het staat in dienst van de verkondiging van Christus. De leerlingen krijgen hun taak aangegeven.

De tekst

Laat ik hier de tekst van Marcus geven, uit de vertaling van de Katholieke Bijbelstichting.

2 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij geheel alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: 3 zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen volder ter wereld maken kan. 4 Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus. 5 Petrus nam het woord en zei tot Jezus: “Rabbi, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.” 6Hij wist niet goed wat hij zei, want ze waren geheel verbluft. 7 Een wolk kwam hen overschaduwen en uit die wolk klonk een stem: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem.” 8 Toen ze rondkeken, zagen ze plotseling niemand anders bij hen alleen dan Jezus. 9Onder het afdalen van de berg verbood Jezus hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan. 10 Zij hielden het inderdaad voor zich, al vroegen zij zich onder elkaar af, wat dat opstaan uit de doden mocht betekenen. 11 Aan Jezus stelden zij de vraag: “Waarom zeggen de Schriftgeleerden toch dat eerst Elia moet komen?” 12 Hij antwoordde hun: “Elia komt eerst om alles te herstellen. Maar wat staat er geschreven over de Mensenzoon? Dat Hij veel zal lijden en veracht zal worden. 13 Maar Ik zeg u: Elia is al gekomen en zij hebben naar willekeur met hem gehandeld, zoals over hem geschreven staat.”

Augustinus, preek 78

Hoe moeten wij de tekst uitleggen? Zoals van alle andere teksten in de Bijbel is over deze ook heel veel geschreven. Ik ben de laatste om er een nieuwe uitleg aan toe te voegen. Het lijkt mij het beste om de uitleg van de grote kerkvader Augustinus (354-430) te geven. Immers, Augustinus is de meest geciteerde theoloog en filosoof van West Europa, en hij heeft het christelijk theologisch denken, of dat nu katholiek of gereformeerd is, in hoge mate gevormd. Augustinus’ commentaar vinden wij het beste in zijn preek 78 (datering onbekend). Deze heb ik in het Nederlands vertaald (dit is mijn informatie nog niet eerder gebeurd is (de volledige tekst, 1880 woorden, verspreid over zes paragrafen, stel ik graag ter beschikking aan belangstellenden).

Augustinus begint zijn commentaar op de de versie van Mattheus als volgt: ‘Wij moeten, meest geliefden, die gedaante bekijken en behandelen die de Heer op de berg heeft getoond. Want hij had over deze gedaante gezegd: ‘Voorwaar ik zeg u, er zijn hier sommigen van wie hier rond mij staan, die de dood niet zullen smaken voordat zij de Mensenzoon in zijn rijk hebben gezien’ (Mt 16:28).’ Hij gaat in op de term ‘het rijk van Christus’ die Christus gebruikt. Augustinus legt uit dat dit het rijk van de hemelen is. Hij voegt toe: ‘en dus van wie anders dan van de apostelen en van alle gelovige verkondigers van het woord van God? De hemelen zullen regeren met Hem die de hemelen heeft gemaakt’. Onder ‘hemelen’ moeten wij dus de ’apostelen’ verstaan. Dat is de verheven betekenis van hun apostelschap.

In par. 2 beschrijft Augustinus wat er aan Jezus verandert: ‘Jezus zelf heeft gestraald als de zon; zijn kleren zijn wit geworden als sneeuw, en Mozes en Elia spraken met Hem. Jezus zelf straalde inderdaad als de zon, en gaf aan dat hij het licht was dat ieder mens verlicht die in deze wereld komt. Wat deze zon is voor de ogen van het vlees, dat is Hij voor de ogen van het hart, en wat die zon voor het vlees is, dat is Hij voor de harten. Zijn kleren, dat is de kerk. (1 Kor. 15:9)’. Er is dus een analogie van de verheerlijkte Jezus met de zon. De kleren van Jezus, die dus Jezus warm houden, is de kerk.

Alles draait om de ene Jezus, zegt Augustinus, en niet meer over de Wet en de Profeten die voor de joden zo belangrijk en heilbrengend waren: Aan deze heb je niets, althans niets positiefs; zij dragen volgens bij voorbeeld Paulus, niet bij aan het heil. De wet werkt slechts negatief: ‘‘Want door de wet is de kennis van de zonde: nu echter is zonder de wet de rechtvaardigheid van God duidelijk geworden. Kijk naar de zon: de Wet en de Profeten zijn ervan de getuigen’ (Rom. 3:20-21).’ Wie goed leest hoort in de teksten van het Oude Testament de komst van Christus (dit is de leer van de prefiguratie).

Onder de ogen van de drie discipelen verschijnen naast Jezus de Oud Testamentische figuren Mozes en Elia. Petrus reageert: ‘Als U wilt, laten wij dan hier drie tabernakels maken: één voor u, één voor Mozes en één voor Elia’. De Heer antwoordde niets hierop, maar toch heeft Petrus een antwoord gekregen: Want toen hij deze dingen zei kwam er een heldere wolk, en deze heeft hen overschaduwd’. Petrus wilde drie tabernakels bouwen (houten tenten). Het gaat echter voor ons slechts om één tabernakel, en die wilde het menselijke oordeel verdelen.’ Petrus is actief, maar blijft typisch menselijk: hij ziet alleen veelheid, namelijk drie tabernakels. Het gaat echter om één God, het gaat om één Woord als vervulling van de Wet, het gaat om de ene Christus.

In par. 4 komt het doorslaggevende woord van God: ‘‘Dit is mijn geliefde zoon’. Daar was Mozes, daar was Elias: er is niet gezegd: deze zijn mijn geliefde zoons. Er is een verschil tussen de enige zoon en de geadopteerde zoons. Hij had de aanbeveling, op grond waarvan de Wet en de Profeten glorieerden. Hij zegt: ‘Dit is mijn geliefde zoon waarin ik mijn welbehagen heb. Luister naar Hem’.

De leerlingen vallen ter neer (par. 5). Zij worden door Jezus weer opgewekt, Ze staan niet uit zich zelf op, dat kan de mens niet, maar ze staan op door de hulp van God via Jezus: De Heer heeft zijn hand uitgestrekt en heeft die daar lagen opgewekt. Daarna ‘hebben zij niemand gezien, behoudens Jezus’. (Mt 17:7-8). Wat betekent dat? U hebt gehoord, toen de apostel sprak, dat ‘wij nu door een spiegel als in raadselen zien, later echter van gezicht tot gezicht’ (1 Kor. 13: 12).‘Hun tongen werden geleegd toen datgene kwam wat wij nu hopen en geloven. Dat zij ter aarde zijn neergevallen betekende dat wij sterven, want er is gezegd aan het vlees: ‘U bent aarde en tot aarde zult u heengaan’ (Gen. 3:19).’Deze passage betekent tevens de vervulling van wat het jodendom leerde. Hier komt het geloof in Christus naar voren als het enige heilbrengende, tegenover het volgen van Wet en Profeten. De gelovige moet alles verliezen, om daarna weer opgewekt te worden om een nieuwe mens te worden. Als men Christus heeft, wat heeft men meer nodig?

In de slot paragraaf (6) geeft Christus aan Petrus de opdracht: ‘’Daal af, Petrus: u begeerde op de berg te rusten, daal af, predik het woord, dring aan, te pas, te onpas, weerleg, spoor aan, berisp met alle lankmoedigheid en leer’ (2 Tim. 4:2O). Werk, tob u af, lijd kwellingen. Het doel is dat wij begrijpen wat de witte kleren van de Heer betekenen. Dat bezit u in de schittering en de schoonheid van een juist werk in liefde.’ ’Die liefde betekent, voegt Augustinus toe, dat u nooit uw eigen belang zoekt, maar dat van een ander. De opdracht aan een christen is niet gering. Augustinus besluit zijn commentaar als volgt: ‘Hij zei van zichzelf: ‘Ik echter, niet zoekende wat voor mij nuttig is, maar wat voor velen nuttig is zodat zij behouden zijn’ (1 Kor. 10:33). Petrus begreep dit nog niet toen hij met Christus op de berg wilde leven. Hij bewaarde dit voor u, Petrus, na uw dood. Nu echter zegt hij: ‘Daal af om te zwoegen op de aarde, te dienen op de aarde, veracht te worden, gekruisigd te worden op de aarde. (…). Wil niet uw eigen belang zoeken. Onderhoud de liefde, predik de waarheid; dan zult u in de eeuwigheid komen waar u veiligheid zult vinden’’.

Wat leert Augustinus ons?

Laten wij het commentaar van Augustinus vertalen naar onze tijd. Wat laat Jezus zien als hij de Tabor op gaat? Hij toont dat Hij de Christus is, de gezalfde. In zijn schitterende gedaante verschijnt hij aan de discipelen, dus via hen aan de mensen, als de Zoon van God. God bevestigt dit. Wie gelovig is in Christus moet op een of andere manier Christus navolgen, of althans door hem geïnspireerd worden. Net zoals Christus op de Tabor verheerlijkt was, dus op een afstand stond van de normale wereld om daarna weer neer te dalen, begint het gelovig leven met een stap buiten de normale werklelijkheid. In die stap, waarin Christus een andere vorm krijgt, blijkt dat hij afstand neemt van het verleden en het wereldse in het algemeen, en blijkt het begin van een nieuw leven, zoals God dat bedoeld heeft. een zuiver en rechtvaardig leven. Het lijkt aantrekkelijk voor gelovigen op die verheven, afgescheiden plek te blijven, dus in zich zelf te blijven. Christus roept echter de mens op om terug te keren naar de ons bekende wereld, en daar te werken, ondanks alle ellende en problemen die men zal ondervinden in naam van Christus. Wij moeten een nieuw mens worden door Christus te volgen, en door hem hervormd te worden. Ieder mens kan leren telkens opnieuw te beginnen, na een moment van bezinning en reflectie over zichzelf.

Is de uitleg van Augustinus correct? Wie zal het zeggen? Een onjuiste uitleg qvan Augustinus is altijd waardevoller dan een juiste uitleg van een hedendaags geleerde.

Een voetnoot:

In de literatuur van de Klassieke Oudheid komen transfiguraties voor. Denk aan het bekende werk van Ovidius, de Metamorfosen. Hier gaat het meestal om goden of mensen die dieren of planten worden, dit om mensen te misleiden. Voorbeelden zijn de verandering van de nymf Dafne in een laurier, en van de jager Actaeon in een hert. De andere kant op kan het echter ook, zo leert Jacob Burckhardt, de bekende 19e -eeuwse cultuurfilosoof: bij voorbeeld na zelfmoord (al dan niet gedwongen door een vijand) gebeurde het dat iemand verandert in de godin Artemis. Ene Ktesylla (verder onbekend volgens Burckhart) wordt een duif en een orakel zegt dat dit Aphrodite is.

Jacob Burckhardt, Griechische Kulturgeschichte. I Staat und Religion, Leipzig: Kröner, 1929, III. 1.

Vrijplaatsen zijn columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft. Prof.dr. Bert Bos is emeritus-hoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart.

Literatuur

Ch. Grawe, ‘Mensch. Einleitung’, in Historisches Wörterbuch der Philosophie , deel 5. hrsg,. von J. Ritter und K. Gründer. Darmstadt (Wissenschaftliche Buchgesellschaft) 1980, col. 1059-1060.

Jos de Mul, Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0. Rotterdam (Lemniscaat), 2014.

The Gnostic Scriptures. Ancient wisdom for the new age. A new translation with annotations and introductions, by Bentley Layton, Doubleday (New York) 1987 (zeer nuttige verzameling teksten).

Back To Top
Zoeken