Skip to content
Vrijplaats 50, Nieuw licht op de vrijzinnige Spinoza

Vrijzinnigen en Spinoza

Vrijzinnige christenen hebben iets met Spinoza. Dat is al eeuwenlang zo, al vanaf het moment dat Spinoza (1632-1677) met zijn filosofie naar buiten trad. Onorthodoxe christenen van verschillende soort, doopsgezinden, piëtisten , collegianten (een vrijzinnig soort christenen die het accent legden op beleving ), en anderen, voelden zich bij hem thuis.

Spinoza hield zich ook bezig met God en de Bijbel en het christelijk geloof in het algemeen, maar dan op een vrijzinnige manier. Hij was wars van dogma’s en van het volgen van de letter van de tekst.

Spinoza beleed zijn christendom op een rationalistische manier. Om dit te ondersteunen verwijst Spinoza naar de Bijbel, naar 1 Johannes 4: 13, waar staat: ‘Hierin zien wij dat wij in God blijven en God in ons, dat God ons van zijn geest heeft gegeven’ (motto van het Theologisch Politiek Traktaat (Trcatatus theologico-politicus, kort TTP).’ God of natuur’ (‘Deus sive natura’) is een bekende tekst van Spinoza. Hij verwees daarmee naar de eenheid van de natuur, en naar de ene substantie (er zijn geen andere substanties), die alles droeg. Ieder ding dat wij benoemen is per definitie een ding van een geheel, zoals een hand per definitie een hand van een mens is. Ondanks de formule ‘God of de natuur’ is de mens afhankelijk van God. Spinoza ontkent dat de mens God is, hoewel tegenstanders dat graag in de phrase ‘God of de natuur’ lezen.

Spinoza meende dat God alleen volgens de ratio te kennen was, en niet volgens de Bijbel waarin niets rationeels werd gezegd, op een enkele opmerking na. De Bijbel is een boek vol verhalen. Deze zijn ontstaan uit het voorstellingsvermogen van mensen. Zaken als wonderen zijn puur bijgeloof. Voor ons mens is er slechts een intellectuele liefde tot God. De ratio is alles voor Spinoza. Goed nadenken en een beetje geluk bevrijdt de mens van bijgeloof, aldus Spinoza in de eerste zin van de TTP.

 Ieder mens moet naastenliefde en rechtvaardigheid nastreven. Christus is daarvan het unieke voorbeeld. Vroomheid en vrede vallen weg als de vrijheid om te filosoferen wegvalt. Zo is het motto van de TTP.

Een brief van Spinoza aan Hendrik Oldenborg.

In een eerdere vrijplaats heb ik Spinoza’s leer al een keer besproken. Ik wil dat hier nogmaals doen, maar dan volgens een brief van Spinoza aan een vriend, Hendrik Oldenburg, levenslang een vriend van Spinoza. Hierin geeft Spinoza drie hoofdpunten van het christendom weer, zoals hij eerder in zijn TTP zegt uiteen gezet te hebben. Spinoza weet dat hij tegen gangbare opvattingen van het christendom ingaat.

Ten eerste, zegt hij, is God de immanente, of: inwonende oorzaak van alle dingen Hij verwijst naar teksten van de Apostel Paulus, die hetzelfde zegt volgens Spinoza. Toch, zegt Spinoza, vergissen die mensen zich die denken dat ik in mijn TTP probeer te bewijzen dat God en de natuur hetzelfde zijn, waaronder zij dan een bepaalde massa of lichamelijke materie verstaan. Immers, materieel gezien verschillen God en mens, maar de mens blijft, en is, een kind van God, maar dan formeel gezien.

Ten tweede gaat Spinoza in tegen het aanvaarden van wonderen als uitingen van God. Deze zekerheid van Gods openbaring kan alleen steunen op een rationele leer, en niet op wonderen, dat wil zeggen, niet op onwetendheid, want dat impliceert een wonder. Het enige middel om bijgeloof te bestrijden is vrijheid van meningsuiting, en dat moeten regeringen bevorderen .

Ten derde ontkent Spinoza de incarnatie, de vlees- of menswording van Christus, de Zoon van God. Over Christus moet men anders denken. Hij is de eeuwige wijsheid van God op een unieke wijze. Alleen met die wijsheid kan een mens gelukkig worden. Zij leert alleen wat goed en kwaad is, waar en onwaar. Wat de kerken aan die gedachte hebben toegevoegd is is op zijn minst onbegrijpelijk en ongerijmd.

Abraham Cuffeler

Wat is er nieuw over Spinoza? Zeer bonnenkort (23 mei 2024) verschijnt bij uitgeverij Noordboek een boek over het werk van één der eerste leerlingen van Spinoza, Abraham Cuffeler. Het is voor de eerste keer dat Cuffelers werk vertaald is en uitvoerig becommentarieerd.

Cuffeler was van origine Duitser, die in den Haag zich als handelaar en daarnaast als advocaat vestigde. Hij heeft een omvangrijk geschrift geschreven, in het Latijn (zij het niet erg gestyleerd Latijn) met als titel: ‘De alwijsheid’(‘Pantosophia’). Het werd gepubliceerd in 1684. Hierin behandelt Cuffeler logische, metafysische en theologische problemen. Belangrijk zijn de theologische problemen. Van verschillende orthodox christelijke kanten wordt Spinoza aangevallen.

Cuffeler behandelt de aanval van de kant van de gereformeerden enerzijds en van de harde, empiristische wetenschapper anderzijds. Hij zelf is een groot bewonderaar van Spinoza en volgt hem, hoewel hij wat meer waarde hecht aan de materiële wereld dan de Meester – en dat is ook weer interessant over Spinoza’s positie.

Cuffeler behandelt onder andere de kritiek op Spinoza van de orthodox Willem van Blijenberg (1632-1696). Een regent, en een erudiet mens, die correspondeerde met Spinoza. Deze schreef de Wederlegging van de Ethica, het postuum verschenen hoofdwerk van Spinoza.

Op twee plaatsen in het eerste deel komt Cuffelers kritiek op Blijenberghs Wederlegging (1662) naar voren, namelijk in hoofdstuk 2 § 15 en hoofdstuk 5 § 10. Volgens Blijenbergh zou Spinoza het bestaan van God ontkennen doordat hij God en de natuur vermengt. God zou een soort machine zijn die ‘noodzakelijk’ en dus zonder vrijheid werkt. Hieruit zou volgen dat Spinoza de eredienst aan God teniet doet, omdat de mens zich niet langer van God afhankelijk weet. Cuffeler wijst deze kritiek ten stelligste af. Hij stelt dat Blijenberghs weergave elke grond in Spinoza mist. Verder heeft Blijenbergh Spinoza’s opvatting van ‘noodzaak’ niet begrepen. Het gaat hier om ‘noodzaak’ in de zin van de hoogste vrijheid van God, waarbij Spinoza zich in deze uitleg aansluit bij een lange middeleeuwse traditie. Als Blijenbergh daarnaast Spinoza verwijt dat hij God als een lichaam interpreteert, omdat Spinoza spreekt van Gods ‘oneindige uitgebreidheid’ en uitgebreidheid toch volgens Blijenbergh slechts aan lichamen kan toekomen, antwoordt Cuffeler dat Spinoza hiermee niets lichamelijks van God bedoelt, maar juist Gods totale aanwezigheid bij de schepping. Ten slotte verwijt Blijenbergh Spinoza dat diens God een intellect zou hebben dat zich niet bewust is van wat dan ook buiten zich. Cuffeler antwoordt dat Gods kennis van zichzelf hoger is dan enige kennis van zintuiglijke dingen, waarbij hij weer de anti-sensualistische stellingname van Spinoza onderstreept.

Andere critici, zoals Adriaen Verwer (1655-1717), handelaar en geleerde, mennoniet, beweren dat Spinoza de vrijheid van God ontkent. Cuffeler legt uit dat Spinoza onder ’noodzaak’ zoals hij het gebruikt. De volledige vrijheid van Gods wezen verstaat .God kan niet anders willen dan op die manier vrij willen. Voorts stelt Cuffeler dat Spinoza nergens de afhankelijkheid van de mens van God ontkent. Hierboven heb ik al uitgelegd hoe Spinoza de tekst ‘God of de natuur’ uitlegt. Voor de orthodoxen was dit een fundamenteel punt.

Van Cuffeler is in het genoemde boek een selectie vertaald en ingeleid:. Denken in het voetspoor van Spinoza. Een alomvattende filosofie van Abraham Cuffeler. De vertalers en inleiders zijn Henri Krop en Bert Bos.

https://noordboek.nl/boek/een-alomvattende-filosofie/

Literatuur:

  • Willem van Blijenbergh, Wederlegging van de Ethica of zede-kunst, van Benedictus de Spinoza. Voornamentlijk ontrent het wesen ende de natuur van God en van onse ziel, Dordrecht 1682.

  • H.G. Hubbeling: Spinoza. Baarn (Het wereldvenster), 1966.

  • Herman de Dijn, De andere Spinoza. De twee wegen naar het ware geluk. Kalmthout etc. (Pelckmans), 2020.

Vrijplaatsen zijn columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft. Prof.dr. Bert Bos is emeritus-hoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart.

Literatuur

Ch. Grawe, ‘Mensch. Einleitung’, in Historisches Wörterbuch der Philosophie , deel 5. hrsg,. von J. Ritter und K. Gründer. Darmstadt (Wissenschaftliche Buchgesellschaft) 1980, col. 1059-1060.

Jos de Mul, Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0. Rotterdam (Lemniscaat), 2014.

The Gnostic Scriptures. Ancient wisdom for the new age. A new translation with annotations and introductions, by Bentley Layton, Doubleday (New York) 1987 (zeer nuttige verzameling teksten).

Back To Top
Zoeken