Karl Barth (1886-1968) wordt beschouwd als de belangrijkste theoloog van de twintigste eeuw. Sommigen gaven hem de titel van ‘kerkvader’, hoewel men met die titel meestal een tiental theologen uit de vierde of vijfde eeuw aanduidt, met name Augustinus.
Een anekdote: toen aan de paus werd gevraagd wie de belangrijkste theoloog van zijn tijd was, antwoordde deze: ‘Karl Barth’. Hieruit concludeerde Barth, met een glimlach, dat de paus dan toch onfeilbaar was. Barth was de inspirator van onder meer de bekende Leidse hoogleraar Henk Berkhof.
Barth verzette zich tegen een lange traditie van de natuurlijke theologie, dat wil zeggen: de theologie die het mogelijk achtte vanuit de menselijke cultuur en het menselijk verstand God te benaderen en diens eigenschappen te kennen. Gods wezen en eigenschappen bestonden dus in analogie met de natuur.
Geheel anders
Karl Barth verdedigde het geheel anders zijn van God. God maakt geen deel uit van onze wereld, hij staat tegenover de wereld. God is slechts kenbaar in geloof dat door God bewerkt wordt in de mens. De relatie tussen God en wereld komt van God uit, dus, zoals Barth het formuleert ‘loodrecht van boven’. De kruisdood van Christus was het ultieme teken hoever Gods medelijden met de mens reikte.
God is religieloos
Barth wijst religie in de zin van metafysische speculatie over God rigoureus af. Christelijk geloof is dus religieloos. Later zal Bonhoeffer dat standpunt ook innemen. Dit is en radicaal standpunt dat het nadeel heeft dat alle verificatie van christelijke deugden aan de menselijke natuurlijke omgeving afgesneden wordt. In dit opzicht had de middeleeuwse theologie een sterk punt, omdat bijvoorbeeld theologische deugden de natuurlijke deugden vervolmaakten.
Twee werelden
Een christen heeft dus met twee werelden te maken: de fysieke wereld met al zijn onvolkomenheden en verlokkingen, en met God. De gerichtheid op God is uiteraard het belangrijkste. Door deze gerichtheid kan de christen het decor dat de wereld is in verhouding tot de realiteit van God, doorzien in al haar betrekkelijkheid.
Het nationaalsocialisme en de kerk
De positie van christenen ten tijde van Nazi-Duitsland was buitengewoon ingewikkeld, zeker voor de Duitse christenen. Welke houding moesten zij innemen tegenover het nationaalsocialisme? De meningen liepen sterk uiteen.
Barth was een Zwitser, maar werkte het merendeel van zijn leven in Duitsland als hoogleraar theologie. Toen het nationaalsocialisme opkwam leek er aanvankelijk aansluiting mogelijk te zijn met het christendom. Sommige theologen stonden positief tegenover Hitler, bij voorbeeld de theologen Gerard Kittel, Emanuel Hirsh, en, in mindere mate, Paul Althaus. Anderen verzetten zich onmiddellijk, zoals Karl Jaspers, Rudolf Bultmann en het sterkst Dietrich Bonhoeffer. Er ontstonden twee christelijke bewegingen: de Duitse Christenen, die het Nazisme accepteerden, en de Belijdende Kerk, die zich verzette.
Van aarzeling naar Barmer Thesen
Barth aarzelde aanvankelijk een positie in te nemen maar toen Hitler zich met het kerkelijk kleven ging bemoeien, onder meer door niet-ariërverklaringen te eisen, verzette hij zich. Barth wilde, gegeven zijn theologische uitgangspunt, geen enkele verbinding van de christelijke gemeente met de bloed en bodem ideologie van de nazi’s. Barth was de belangrijkste auteur van het verzetsgeschrift de Barmer Thesen van 31 mei 1934.
De Jodenvervolging
Jaar voor jaar werd de situatie voor de Joden in Duitsland slechter. Ook toen aarzelde Barth aanvankelijk stelling te nemen. Zelfs In een brochure van 1944 (Beloften en verantwoordelijkheid) zegt hij de afschuw van de Joden bij mensen te begrijpen. Barth schrijft: (p. 19). ‘En dat de Joden ons in de regel niet bepaald bevallen, zodat het ons niet zo gemakkelijk gemaakt wordt de algemene mensenliefde ook op hen toe te passen, dat kan aan het feit dat zij juist het Christusvolk zijn, niets veranderen’; (te lange zinnen zijn kenmerkend voor Barth). Barth trekt daaruit de (toch wat opmerkelijke) conclusie dat juist omdat dat joodse volk het zo te verduren heeft, Hitler in feite een aanval deed op Christus, die immers een jood was. Ik citeer: ‘De Duitse onderneming bestond in zijn kern en wezen – en dat is juist de Duitse oplossing van het Joodse vraagstuk – dat zij in Gods regering wilde ingrijpen. Juist daarom was zij juist van het begin af aan veroordeeld. Juist daarom kon men er eigenlijk van het begin af niet bang voor zijn’(p. 24). Bart zegt dus dat niet zo zeer de geallieerden en de Russen Hitler op de knieën hebben gekregen, maar God.
God en de wereld
Christenen staan door Gods genade vast in Gods belofte. Barth is uiterst stellig in deze opvatting. Gegeven die belofte hebben zij ook verantwoordelijkheid, namelijk te spreken over het koninkrijk Gods, de juistheid van een rechtvaardige en vrije staat (dus niet zoals het Derde Rijk) en de vergeving van zonden te weten. Barths politieke stellingnamen zijn te begrijpen vanuit zijn dubbele oriëntatie: primair op God, secundair op de wereld.
Literatuur
Karl Barth, Belofte en verantwoordelijkheid der christelijke gemeente in het huidige tijdsgebeuren. Vertaling: drs. A.C.J. van der Poel. Nijkerk: Callenbach), zonder vermelding van jaar (voordracht gehouden op het kerkelijke districtsfeest te Overagau, op zondag 23 jukli 1944, in de kerk te Dürrenroth.Robert P. Ericksen, Theologen onder Hitler: Gerard Kittel, Paul Althaus en Emanuel Hirsch. Franeker: Wever 1987 (oorspronkelijk Engelse editie 1985, Yale UP).
E.P. Meyering, Klassieke gestalten van christelijk geloven en denken. Van Irenaeus tot Barth. Budel: Damon, 2001.
Prof.dr. Bert Bos is emeritushoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart. Vrijplaatsen zijn korte columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft.