De belangrijkste beschrijving van onze geloofsvereniging is ‘vrijzinnige geloofsgemeenschap NPB’. Dit is de gebruikelijke beschrijving van onze vereniging als lid van de landelijke Vereniging van Vrijzinnigen in Nederland. Wat betekent deze titel eigenlijk? Uit onze Wassenaarse site kan men kenmerken lezen. Er staat dat het een plek is waarin geloof en ongeloof besproken kunnen worden, waar men de verhouding tussen hemel en aarde problematisch vindt en waar men hart heeft voor randfiguren.
Hoe valt zo’n geloofsgemeenschap te lokaliseren in de traditie van het Christendom? Ik stel vast dat het In de formule gaat om, ten eerste, individuele gelovigen die als ‘vrijzinnig christenen’ gekenmerkt worden, en die, ten tweede, ook een gemeenschap vormen. Wat is nu de oorspronkelijke visie, dus die vanuit het ontstaan van het christendom, op die verhouding tussen die gelovige en de gemeenschap van die gelovigen? Als wij deze verhouding in zicht hebben, kunnen wij daar lering uit trekken en beter bepalen hoen het met de kerk verder moet.
De gelovige
Om deze vraag te beantwoorden moeten wij uiteraard de bijbel raadplegen: die is immers de ware bron voor het christendom. Belangrijk is nu de Brief van Paulus aan de Galaten (hierover heb ik al eerder geschreven) Deze brief is misschien het oudste document van het Nieuwe Testament. Hier lezen wij hoe de Galaten (een volk in Midden-Turkije) christen zijn geworden. Dit geschiedde door de prediking van Paulus, dus door een man die zelf Christus niet persoonlijk heeft gekend, maar toch christen is geworden. Paulus kent Christus dus uit de hem vertelde verhalen. Christus is hem aangeduid als inspirerend persoon, die verkondigde dat het koninkrijk Gods nabij was. Paulus was via die verhalen onder de indruk geraakt van de persoonlijkheid van Christus. Die kennismaking heeft hem in ieder geval losgemaakt van de knellende joodse wetten en ceremoniën (zoals besnijdenis). Paulus was bekeerd, in die zin dat Christus in hem had plaats genomen, zoals het in de Brief staat, hij was, kan men zeggen, een ‘Jezus-mens’, of, als u wilt: een ‘super-mens’ geworden, bekeerd en tegelijk getransformeerd.
Ervaring doorgeven
Paulus gaf die ervaring door aan de Galaten, hij vertelde hen dit mondeling (mondelinge geloofsoverdracht is wezenlijk). De Galaten bekeerden zich. Zij bekeerden zich niet omdat zij een theologisch boek of een dogmatiek hadden gelezen (zoals bekend heeft Christus nooit iets geschreven), maar zij bekeerden zich op grond van een verhaal, verkondigd door een in hun ogen betrouwbaar mens. Dat was voldoende. Volgens het model van denken van die tijd was dat begrijpelijk.
De gemeenschap
De Galaten vormden op grond van hun bekering een gemeenschap, namelijk een eenheid als christenen, maar dan precies voor zover zij hun geloof in elkaar herkenden. Zij vormden geen eenheid omdat zij een organisatie hadden gesticht, een kerk, een kerkgebouw, met leiders en ondergeschikten, of concreet kerken hadden gebouwd. Christus heeft ook nooit een kerk in enige voor ons gebruikelijke zin gesticht of daartoe opgeroepen. Het woord voor kerk (ekklèsia in het Grieks) komt wel voor in de bijbel, ook de in Galatenbrief, maar betekent niet veel meer dan plaats van samenkomst, zoals een marktplein..
Geloven in de Brief aan de Galaten betekent een houding. De gelovige is een mens waarin Christus plaats genomen heeft. Het gaat niet om het aannemen van het bestaan van een God. Daarover is in die tijd en vele eeuwen lang daarna, geen discussie. Het gaat om de juiste interpretatie van de betekenis van God voor de mens. Geloven gaat over Jezus Christus, want via hem leren wij God kennen, zoals de Bijbel zegt (‘ik ben de weg, de waarheid en het leven, Johannes 14:6). Geloven is dus principieel persoonsgericht en is niet inhoudsgericht, dat wil zeggen: niet in de eerste plaats. Uiteraard komt inhoud ter sprake, als namelijk de gelovigen hun ervaring met en over Christus verder vertellen en met anderen delen.
Er ontstaan problemen
Na verloop van tijd gaan de gelovigen zich nader organiseren op basis van hun geloofsinterpretatie, dus op basis van de veronderstelde inhoud. Op dat moment ontstaan er echter problemen. Immers, de beschrijvingen van de inhoud van wat Christus betekent zullen verschillen van plaats, tijd en individu. Zij organiseren zich in een kerk, en dan niet alleen in een kerk als gebouw, maar ook in een kerk als organisatie, met alle hiërarchie die daarbij hoort. Gezagsverhoudingen zijn nooit probleemloos.
De kerkleer door de eeuwen
De geschiedenis van het Christelijk geloof laat zien hoe verschillend over die inhoud wordt gedacht. Tot de 15e eeuw kunnen wij de uitleg kenmerken als Rooms-katholiek. Sterk hiërarchisch gestructureerd, met een sterke koppeling van het geloof aan de ervaarbare werkelijkheid. Het klassieke voorbeeld is Thomas van Aquino (1225-1274/5), nog altijd dé leraar van de Rooms katholieke kerk. Daarnaast is er de Reformatie, het eerst het duidelijkst gesteld en onder woorden gebracht door Maarten Luther (1483- 1546). De bijbel wordt nu anders uitgelegd. Eens te meer is dan duidelijk dat de Rooms-katholieke uitleg van het geloof niet de enig zaligmakende was, maar dat er ook een protestantse uitleg mogelijk is.
Die laatste splitst zich dan in een zeer groot aantal varianten, van orthodox (bij voorbeeld de christelijk gereformeerden, via wat nu heet de Protestantse Kerk in Nederland, dus hervormden en gereformeerden van een gematigde snit, naar de vrijzinnige geloofsopvatting. Gelovigen zijn lid van kerken vanuit de traditie van hun gezin of familie. Overstappen van de ene naar de andere richting is niet vanzelfsprekend, en in feite niet goed mogelijk omdat van kinds af aan de stijl van de ouderlijke richting vormend is geweest.
De persoon van Christus
In al die verschillende kerkrichtingen zien wij als iets gemeenschappelijks. De gelovigen richten zich steeds op de persoon van Christus. Over hem praten zij, maar er zijn soms heftige discussies over de inhoud. Zo blijken de gelovigen naar de kerk komen, wereldwijd (in West Europa steeds minder, maar dat ter zijde). Zij spreken met elkaar, horen van elkaar, delen lief en leed met elkaar en horen een prediking. Primair houdt een gevoel kerkmensen bij een, ieder in zijn eigen denominatie. Niet de ratio bindt hen, niet een geleerde preek of een spitsvondige theologie (Meyering). Sterker, spitsvondigheden zijn vaak de basis van leegloop en splitsingen, van verkettering en scheurmaking.
Hoe verder?
Voor iedere organisatie is er de taak zichzelf in stand te houden en tot bloei te brengen. Dat kan men doen door naar buiten te treden en publiciteit te maken (in kranten, desnoods op markten), maar men doet dat vooral door de eigen organisatie op peil te houden en kwalitatief te verbeteren.
Gemeenschap
Dat lukt naar mijn oordeel het beste als men een gemeenschap vormt met leden die zich committeren (de organisatievorm van de vrijzinnigen als vereniging is daarom juist zeer aantrekkelijk). Deze gemeenschap wordt primair bijeen gehouden door het gesprek over de persoon van Christus. Voor die persoon heeft men een gevoel, een emotie. In de tweede plaats is er de uitleg van de persoon van Christus. Dan begint het theologiseren, en valt het christendom uiteen in richtingen. De ratio is dus secundair. Rationele zekerheid speelt daarbij geen beslissende rol, maar slechts een aanvullende. De leer komt daar als extra bij.
Aan de slag met de Bijbel
Mensen groeperen zich wel volgens richtingen. De kerkrichtingen, ook de vrijzinnigen in hun ‘eigen-wijze’ interpretatie moeten bezig blijven met de Bijbel, die volgens christenen over Christus gaat. Dat is hun corebusiness. Vanuit dat kernpunt kunnen zij zich met allerlei andere aspecten van religie en cultuur bezighouden. Als leden van een kerkelijke organisatie – dus ook vrijzinnigen – die kerntaak opgeven, verwateren zij tot een algemeen culturele vereniging, die voor niemand aantrekkelijk is.
Bert Bos
Vrijplaatsen zijn columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft. Prof.dr. Bert Bos is emeritus-hoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart.
Meer lezen?
Eginhard Meyering: Wie zeggen de mensen dat ik ben. Lastige vragen over het christelijk geloof. Amsterdam ( Balans), 2000 (zeer inspirerend).
Hans Küng, De katholieke kerk, Amsterdam (De Bezige Bij), 2001 (vertaling A. Posthuma en V. Obrecht) (Küng is de belangrijkste rooms-katholieke theoloog van de 20ste eeuw, zij het op voor de Rooms-katholieke kerk lastige wijze)
Artikelen in Trouw van begin november 2022.